17 juli 2020

Rechter: geen verplichting inschakelen alle labs voor coronatests

U-Diagnostics en Labor Dr. Wisplinghoff boden eind maart aan 5000 tests per dag uit te voeren. Het Duitse lab zou daarbij de testen feitelijk uitvoeren en U-Diagnostics zou het aanspreekpunt zijn voor de aanbieders (de GGD-en, huisartsen en bedrijfsartsen) van de monsters voor het uitvoeren van de coronatesten. Beide labs zijn door het RIVM gecertificeerd. De overheid (de Staat, GGD GHOR en GGD-en) maakten van het aanbod geen gebruik, omdat er voldoende capaciteit was voor het op dat moment nog zeer beperkte testbeleid. De laboratoria waren van mening dat ze daardoor ongelijk werden behandeld. Zij vorderden onder meer dat de labs hun diensten mogen aanbieden in iedere GGD-regio, en het huisartsen vrijstaat om een opdracht voor een coronatest aan deze labs te verstrekken, tegen vergoeding uit het Openbare Gezondheidszorgbudget (OGZ-budget).

Op 10 juli 2020 heeft de rechtbank Midden Nederland de klacht van de twee laboratoria afgewezen. De rechter stelt vast dat beide laboratoria (als samenwerkingsverband) weliswaar voldoen aan de eisen om zelfstandig coronatesten uit te voeren, maar volgens de rechter is het aan de overheid om in deze coronacrisis het testbeleid en de verdeling van de monsters te bepalen. Dat beleid is “gezien de huidige crisissituatie ook niet onredelijk of onrechtmatig”.
De rechter op dat de reden waarom de beide labs op dit moment nog geen monsters van de GGD-en hebben ontvangen, niets te maken met discriminatie maar met overcapaciteit bij de gevalideerde laboratoria. De vraag was immers lager dan de totale capaciteit. De rechter merkt op de verwachting is dat in het najaar de testcapaciteit zal moeten toenemen en dat alle gevalideerde laboratoria, dus ook beide labs, nodig zullen zijn voor het uitvoeren van coronatesten.
Wel heeft de rechter kritiek op de overheid, omdat er verwarring is ontstaan over de indeling van laboratoria in drie categorieën, namelijk:
  1. de referentielaboratoria (het RIVM en Rotterdam MC)
  2. de opschalingslaboratoria
  3. andere laboratoria
Daardoor zou de indruk zijn gewekt dat er een verschil bestaat tussen deze drie categorieën in die zin dat er aan de ene categorie meer eisen worden gesteld dan aan de andere en dat de ene categorie meer geschikt is dan de andere categorie. De Staat heeft echter aangegeven dat dat niet het geval is. Ook zou de indruk zijn gewekt dat in categorie 3 verschil bestaat tussen een MML en een niet-MML, en aan een niet-MML aanvullende eisen worden gesteld om zelfstandig coronatesten te mogen uitvoeren en/of dat een niet MML een minder hoog kwalitatief niveau zou hebben. Ook dat heeft de Staat ontkend: er is geen verschil in niveau.

Volgens de rechter doet de Staat “om elk verder misverstand over de interpretatie van de lijst te voorkomen er goed aan doet om nog eens kritisch naar de inrichting van die lijst te kijken en de lijst zo nodig aan te passen, zodat het voor iedereen volstrekt helder is dat elk laboratorium op die lijst zelfstandig coronatesten mag uitvoeren en dat er geen (kwalitatief) onderscheid tussen hen is.”

Klik hier voor de uitspraak.