9 februari 2022

Zelfafnametest baarmoederhalskanker

Jaarlijks nodigt het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (RIVM) rond de 800.000 vrouwen tussen de 30 en 60 jaar uit voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Ofschoon de deelname-intentie hoog is, laat bijna de helft het onderzoek aan zich voorbijgaan. Meestal omdat ze opzien tegen het laten afnemen van baarmoederhalsweefsel. Zo’n uitstrijkje is nodig om weefsel te onderzoeken op afwijkende cellen. Sinds de introductie van de test op het humaan papillomavirus (HPV) is het mogelijk vrouwen een zelfafnametest aan te bieden. Dit verlaagt voor velen de barrière om deel te nemen.

HPV speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van baarmoederhalskanker. Bijna iedereen (80-90%) raakt tijdens het leven een keer besmet met HPV. Meestal wordt het virus ook weer opgeruimd door het afweersysteem, maar soms blijft het aanwezig waardoor afwijkingen in de baarmoederhals cellen kunnen ontstaan. Die leiden vaak niet tot klachten, maar kunnen uiteindelijk, vaak pas na 10 of 15 jaar, tot kanker leiden. Met de HPV-test worden meer infecties opgespoord en ook vroegtijdiger. Vrouwen bij wie geen HPV is aangetroffen, hoeven zich vaak pas na tien jaar opnieuw te laten screenen. Met de HPV-test is het bevolkingsonderzoek nuttiger en ook kosteneffectiever geworden.

Ook de deelnamebereidheid is toegenomen omdat voor een HPV test het uitstrijkje bij de arts niet meer nodig. De zelfafnametest volstaat. Alleen bij een positieve HPV-test moet alsnog een uitstrijkje worden afgenomen voor het onderzoek naar afwijkende cellen. Aanvankelijk moesten vrouwen de zelfafnametest apart aanvragen, maar op advies van de Gezondheidsraad wordt sinds kort de afnametest meegestuurd met de uitnodiging. Men hoopt hiermee de drempel om deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek nog verder te verlagen.

Klik hier voor meer informatie.